Boulevard op de muziekzender

“Jaa, mensen, het ís er weer tijd voor. Wie heeft de Telefoon van Toon. Gisteren was hij bij Marjolinda van Sterrenscoop. Aan wie heeft zij hem gegeven? Ha, hij gaat over … Hmm, nog een keer. Het zal toch niet …”
“Heehoooi!”
“Ja! Goedemorgen, met Toon. Eeh even denken hoor. Zeg nog eens wat.”
“Je weet het niet hè?”
“Lastig, weet je wat, ik doe een wilde gok. Is het Miroushka?”
“Nee joh!”
“Ach nee, die had hem vorige week al. Eeh, Angelette?”
“Nee, maar je bent warm.”
“Het is Babbelien hè?! Nou hoor ik het. Hoe je warm zegt.”
“Klopt helemaal.”
“Jaah, een roffel dames en heren! Ik heb gewoon Babbelíen aan de lijn! Voor de luisteraars die de afgelopen weken onder een steen hebben geleefd, Babbelien zit in Sterren zakken door het ijs.”
“Nee, in Sterren op glad ijs.”
Sterren op glad ijs natuurlijk, ik was even in de war met Marjolène.”
“Ja, mijn zus, die zit in Sterren zakken door het ijs.”
“Die was trouwens wel góed bezig zaterdag haha! Hee, Babbelien, hoe is het? Ik hoorde dat het vrijdag nog laat was geworden?”
“Klopt, maar ja, het was wel supergezellig.”
“Hee, misschien een rare vraag, maar vind je het nou niet jammer dat toch de bekendste mensen in Sterren zakken door het ijs zitten?”
“Je bedoelt Pliekje en Klaviera enzo? Ja, die hebben allemaal al een paar keer in een soap gefigureerd. Nou, zo ver ben ik nog niet, maar het is gewoon super.”
“En wat niet is kan nog komen natuurlijk. Hee, je weet wat je te doen staat hè?”
“Ik moet de telefoon doorgeven toch?”
“Ja, maar wel aan iemand die óók een beetje bekend is. En niet aan Wesley-Brian, dat zou al te makkelijk zijn. Je bent toch nog steeds met Wesley-Brian?”
“Ja joh, gaat helemaal super. Maar ik zorg dat hij morgen bij een bekende Nederlander is.”
“Okee dan. Babbelíen dames en heren!!!”

Uw scribent, nu ook voor al uw rekenwerk

Schrijven is zowat het enige wat uw scribent leuk vindt. En ook eigenlijk het enige wat hij een beetje kan. Laat mij bijvoorbeeld een schilderijtje ophangen en je weet zeker dat het scheef komt, en bovendien op z’n kop. Wil je het daarentegen scheef en op z’n kop, dan zul je zien dat ik het juist precies recht hang enzovoort.

Helaas moest er vandaag plotseling gerekend worden. Nu heb ik mijn schrijfmachine al lang geleden ingeruild voor een pc, met daarop niet alleen een tekstverwerker, maar ook zo’n ruitjesprogramma. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was, zwengelde ik vanmorgen het ruitjesprogramma aan. Miljoenen ruitjes schreeuwden om het hardst om gevuld te worden. Met cijfertjes wel te verstaan, want teksten in ruitjes typen, is zoiets als je kat in de magnetron proberen te proppen: als het al lukt, komt er weinig goeds van. Met teksten is het dan een lastig verhaal, met cijfers gaat bijna alles vanzelf. Je typt bijvoorbeeld een 1 in ruitje A1 en in de volgende ruitjes verschijnt automatisch een 2, een 3 en ga zo maar door. En het programma is ook nog eens uitermate behulpzaam.

“Hey, scribent, hulp nodig?” bood het programma mij aan.
“Nee, merci.”, zei ik hardop.
“Zeker weten?”
“Jahaa.”
“Je kunt anders ook gewoon op één knop klikken als je dingen wilt optellen hoor. Ik denk ik zeg het maar even.”

Daar had ik niet van terug. De hele dag waren het programma en ik de beste vrienden. Eén nadeel: het wordt al snel zo gezellig dat je op een gegeven moment van geen ophouden meer weet. Voor je er erg in hebt, zit je in de wizard Hypotheekrenteaftrek, ben je plug-ins voor creatief boekhouden aan het downloaden of heb je een vijfdimensionaal kwarktaartdiagram op je scherm staan. En daar gaat het onherroepelijk mis. Net zoals de tekstverwerker analfabeten plotseling het idee geeft dat ze kunnen schrijven, denk ik nu dat ik de Einstein van mijn tijd ben. Daar komen vast ongelukken van.

Fashionably late

Over het niet-hebben van een weblog, daar hoor je nou nooit eens iemand over. Niet dat uw scribent geen inspanningen heeft gedaan om de publiciteit te halen. Zo trachtte hij zich dit jaar te nomineren voor de Dutch Bloggies in de categorie webloggers die de verleiding om te beginnen wéér hebben kunnen weerstaan. Tevergeefs. Hij schreef ingezonden brieven, met meningen en al, naar de kranten, maar die worden sinds 2005 uitsluitend nog geplaatst wanneer de afzender een weblogadres vermeldt. Hij probeerde de Partij voor Niet-Bloggers (PNB) van de grond te krijgen. Zowel TNS-NIPO als De Hond verzekerden hem echter dat hij op nul kamerzetels zou blijven steken zolang hij niet in zee zou gaan met minstens acht andere nieuwe splinterpartijen. Een van de peilers lichtte toe: “Vergelijk een anti-wereldvrede-partij, of een lijst tegen ademende mensen. Voor dat soort one-issue-partijen zie ik in deze tijdgeest geen potentieel. Het gaat op 22 november tenslotte toch vooral om de strijd tussen Bos en Balkenende”.
Terwijl communicatie met zijn vrienden uitsluitend nog via reageervakken plaatsvond en velen van hen erover dachten er een tweede blogje bij te nemen, zat hij nog altijd zonder.

If you can’t beat them, join them, schoot op een regenachtige zondagmiddag nog net op tijd door zijn hoofd. De juiste oneliner op het juiste moment (wat had hij in deze benarde situatie immers gemoeten met partir c’est mourir un peu, of met doe mij een Toppertje en een Breezer-ananas?). Nil volentibus arduum, dacht hij er volledigheidshalve nog even snel achteraan. En ja hoor, het resultaat van zijn niet aflatende denkwerk en dadendrang ligt nu voor u. Bij wijze van spreken dan. Weddenschappen over hoe lang hij het gaat volhouden? Een miljoenenbusiness, ik zeg het u.